De ziel in de Goddelijke Wil is niet te scheiden van God.

In mijn gebruikelijke toestand bleef mijn altijd beminnelijke Jezus zich doorheen mijn hele wezen openbaren. Ik zelf bezat al Zijn ledematen en Hij leek zo gelukkig dat Hij Zijn vreugde niet kon binnen houden en Hij zei me: “Mijn dochter, de ziel die Mijn Wil doet, begint deel te nemen aan Mijn acten “ab intra” (van binnen uit) de Goddelijke Personen.[1]
Dit voorrecht is alleen voorbehouden aan de ziel die leeft in Mijn Wil. Niet alleen zal zij deel nemen aan al onze werken “ad extra” (uitwendig), maar van hieruit zal ze overgaan naar de werken “ab intra”.

Daarom is het moeilijk voor Mij degenen die leven in Mijn Wil niet te behagen, omdat de ziel die in Mijn Wil blijft in de intimiteit blijft van Ons hart, Onze verlangens, gevoelens en gedachten. Haar hartenklop en adem zijn één met de Onze. Hoe groot is daarom het geluk dat ze ons geeft, de tevredenheid, de glorie, de liefde. En dit alles, oneindig van aard en wijze, is in geen enkel opzicht verschillend van het Onze, omdat dit alles het Onze is, net zoals in Onze eeuwige Liefde de Een de Ander verrukt, in die mate dat deze tevredenheid doorbreekt in de “ad extra”- werken, omdat zij deze liefde dikwijls niet kan bevatten. Op deze manier brengt deze ziel die Onze Wil doet, Ons in verrukking en stelt ons tevreden. Hoe kunnen we daarom de ziel teleurstellen die Ons zo heeft behaagd. Hoe kunnen We haar niet liefhebben - en wel zoals We Onszelf liefhebben, niet zoals de andere schepselen beminnen - haar die Ons lief heeft met Onze eigen liefde? Voor deze ziel zijn er geen versluierde geheimen. Er bestaat geen “Ons” en “haar” want wij delen alles.[2] En zoals Wij van nature zijn – zonder zonden etc – zo maken wij de ziel door de genade, zodat er geen tegenstrijdigheid bestaat tussen haar en Ons. En net zoals Wij die Onze liefde niet binnen kunnen houden, werken ad extra tot stand brengen, zo ook laten Wij die uit Onszelf stromen, omdat we Onze liefde voor de ziel die Onze Wil doet, niet kunnen inperken en we richten die op mensen als Onze gunsteling, Onze geliefde. En het is voor Haar en soortgelijke zielen dat Wij het goede uitstorten over de aarde. Het is enkel uit liefde voor hen dat Wij de aarde in stand houden. Nadien nemen Wij die ziel in Ons op tot haar vreugde, omdat net zoals de Goddelijke Personen niet te scheiden zijn, ook de ziel die Onze Wil doet onafscheidelijk is van Ons.”


[1] * Dr. A. Poulin: “De genaden van het innerlijk gebed”
Wanneer theologen proberen het woord toch te verhelderen, worden zij genoodzaakt de poging te staken en te verklaren dat deze genade zo ver uitgaat boven alle menselijke begrippen dat het beschouwd moet worden als een mysterie. We zullen niet in staat zijn een juist idee te vormen van die betekenis totdat we het zelf ervaren. Is het zelfs mogelijk een juiste vergelijking te vinden om het te beschrijven? Nee, Alle vergelijkingen blijven noodzakelijk ver beneden de werkelijkheid; want zij zijn ontleend aan geschapen dingen. Men kan niets vinden wat er echt op lijkt. Anders zou het niet langer een mysterie zijn, maar louter een moeilijke vraag.

[2] Dr. A. Poulin: “De genaden van het innerlijk gebed”
 Het geestelijk huwelijk kan aldus omschreven worden. Het is een toestand waarin de ziel zich gewoonlijk bewust is van de goddelijke werkzaamheid in al haar hogere acten en in de diepten van haar wezen. Deze genade kan ook bezien worden vanuit een ander gezichtspunt, wat er nog een verhevener idee van geeft : werkend met onze bovennatuurlijke acten eigent God Zich die toe ; Hij maakt die goddelijk en toont ook dat Hij dat doet. Daarvoor is een  transformatie nodig van de hogere vermogens voor wat betreft hun werkwijze. De ziel is zich bewust dat zij in de bovennatuurlijke acten van haar verstand, haar liefde of haar wil deel heeft aan het goddelijk leven in die parallelle acten die in God zijn. Dit is het wezenlijk deel van het geestelijk huwelijk. (Zie ook  J. Iannuzzi , pr. “The Splendor of Creation” blz. 122.)